Wij Tonie Semler en Ilse Mulder zijn eigenaars van vijf Flatcoated Retrievers:

4 teefjes: Dalmore, No-Bi, Meadow & Bobbie. 1 reutje: Fender. 


Onze allereerste Flatcoated Retriever waar alles mee is begonnen (liggend vooraan op de foto hiernaast):

Bianca Castafiore, geboren op 2 augustus 1999 en overleden op 
3 september 2010 haar roepnaam Bica, een lever kleur teefje.

Bica is de stammoeder Van de Blauwe Lotus lijn. Bica heeft ons 2 mooie nestjes gegeven waaruit wij Noway uit ons eerstje nestje hebben gehouden. Noway een zwart teefje (helaas veel te vroeg overleden) is geboren op 28 december 2001 en overleden op 5 juni 2009.

Noway heeft ons 3 nestje gegeven en hieruit hebben wij Sia Bella Nera, geboren op 27 augustus 2004 gehouden.

Alle puppy's die bij ons geboren worden groeien in huiselijke kring op en leren meteen leuk om te gaan met onze katten Jutter en Grappa.

Wij fokken volgens de regels van de Flatcoated Retriever Club en maken gebruik van hun fokbegeleiding.

Zowel de teef als de dekreu zijn getest op heupen (HD), knieën (PL) en ogen en zijn van beide ouders in orde bevonden. De testen en stambomen liggen bij ons, de fokkers ter inzage.


Hoe is de kennelnaam Van de Blauwe Lotus ontstaan ?

Ilse is een grote fan van Kuifje. Zelfs onze kat heeft de naam Jansen gekregen.


Toen wij in 1999 wisten dat er binnenkort een Flatcoated Retriever teefje bij ons in huis zou rondlopen moesten wij een naam verzinnen, dit werd Bianca Castafiore. Ja hoe kan het ook anders, ook van Kuifje.

Haar roepnaam is Bica. Toen Bica 2 jaar was hebben wij besloten om een nestje van haar te nemen, maar om dit allemaal goed te doen hadden wij een Kennelnaam nodig.

 Met deze naam wilden wij in de richting van Kuifje zoeken, dus alle stripboeken kwamen weer te voorschijn en de keuze was snel gemaakt. Wij hebben goedkeuring gevraagd aan de Raad van Beheer of we de naam Van de Blauwe Lotus mochten gebruiken.

Zo is dus de Kennelnaam Van de Blauwe Lotus ontstaan.

     Contact

Heeft u vragen stel ze gerust

Stuur dan een mailtje naar:  
[email protected]  (link werkt helaas niet dus even copieëren)
of ons telefoonnummer 0229-264006


JACHTTRAINING

Een Flatcoated Retriever is ernorm geschikt voor de jachttraining. Hij is immers gemaakt voor de jacht. Zeker zo fijn is dat de meeste Flatcoats de training ook erg leuk vinden.
Over de jacht en jachttraining is veel te vertellen. Hieronder vindt u informatie wat de jachttraining inhoudt. Een belangrijke basis voor uw hond en u.  

Wat voor jachtproeven zijn er en uitleg voor het behalen van de jachtdiploma's.

Diploma C: 
a. Aangelijnd en los volgen.  
b. Uitsturen en komen op bevel.  
c. Houden van de aangewezen plaats.  
d. Apport te land.            
e. Apport uit diep water. 

Diploma B: 
f. Verloren apport te land.  
g. Markeerapport te land.            
h. Apport over diep water.

Diploma A: 
i. Dirigeerproef te land. 
j. Apport van verre loper over breed water.

Om een C diploma te behalen moet de hond voor alle proeven (a) t/m (e) tenminste een 6 hebben gekregen.
Om een B diploma te behalen moet de hond voor alle proeven (a) t/m (h) tenminste een 6 hebben gekregen.

Om een A diploma te behalen moet de hond voor alle proeven (a) t/m (j) tenminste een 6 hebben gekregen.

Om de proef (i) te mogen afleggen moet de hond voor de apporteerproeven (d) t/m (h) tenminste een 7 gemiddeld hebben behaald en tenminste 18 maanden oud zijn. Om proef (j) te mogen afleggen moet de hond voor proef (i) tenminste een 6 hebben gekregen.  

Proef A: Aangelijnd en los volgen 

De hond moet zijn voorjager over een traject van ongeveer 40 meter volgen. Eerst aangelijnd en vervolgens los. 

Dit traject zal zodanig in het terrein worden uitgezet, dat de voorjager tenminste een bocht met zijn hond aan de binnenkant en een bocht met zijn hond aan de buitenkant moet maken. 

Proef B: Uitsturen en komen op bevel  

De hond moet zonder halsband of riem, vrij worden uitgezonden en van een afstand van ongeveer 30 meter op bevel naar zijn voorjager komen. De voorjager moet dit bevel geven onmiddellijk nadat de keurmeester hem dit opdraagt. 

Proef C: Houden van de aangewezen plaats 

De hond moet zonder halsband of riem en zonder dat enig voorwerk bij de hond is achtergelaten, de hem aangewezen plaats houden tot zijn voorjager hem weer ophaalt. De voorjarger dient 2 volle minuten buiten het gezichtsveld van de hond te verblijven. De keurmeester dient er op toe te zien dat de hond niet door verwaaiing of inrichting van de proef kan weten dat zijn voorjager in zijn directe omgeving is. 

Proef D: Apport te land. 

De hond moet zonder halsband of riem, een in overzichtelijk terrein, weggeworpen wild konijn apporteren. De voorjager mag tijdens de uitvoering van de proef de hem aangewezen plaats niet verlaten. De hond moet het konijn binnen handbereik van de voorjager brengen. De werper dient het konijn zo ver mogelijk van zich af te werpen, doch op een zodanige plaats dat het konijn op ongeveer 25 meter van de hond terecht komt. 

De valplaats dient zodanig te worden gekozen dat de hond vanaf de positie bij de voorjager het konijn kan zien liggen. De hond mag in opdracht van de keurmeester, na een seconde, nadat het konijn gevallen is worden uitgestuurd om te apporteren.  

Proef E: Aport uit diep water. 

De hond moet zonder halsband of riem, een in overzichtelijk, diep water geworpen wilde eens apporteren. De eend moet op een zodanige plaats in het water worden geworpen, dat de hond om de eend te bereiken, moet zwemmen. De valplaats dient zodanig te worden gekozen, dat de hond, vana de positie bij de voorjager, de eend kan zien liggen. 

Tijdens het werpen van de eend wordt er een schot gelost. Werper en geweer blijven gedurende de hele proef op hun plaats staan. Het schot wordt afgegeven op het momentdat de eend op het hoogste punt is. De keurmeester zal de voorjager de plaats aanwijzen waar vandaan hij zijn hond moet uitzetten en waar naar toe de hond de eend moet brengen. Deze plaats zal zodanig worden gekozen dat zij ongeveer 3 meter, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, uit de waterkant ligt. De hond mag in opdracht van de keurmeester, na een seconde, nadat de eend 

Proef F: Verloren apport te land. 

De hond moet zonder halsband of rien, een in dichte dekking geworpen wilde eend apporteren. De werper dient vanaf een plaats, waar de hond hem niet kan zien, de eend te werpen, op een zodanige plaats, dat deze op ongeveer 40 meter van de plaats waar de hond wordt ingezet terechtkomt. De valplaats moet zodanig worden gekozen, dat voorjager en hond elkaar niet kunnen zien als de hond in de omgeving van het wild werkt.
Proef E: Aport uit diep water.

De hond moet zonder halsband of riem, een in overzichtelijk, diep water geworpen wilde eens apporteren. De eend moet op een zodanige plaats in het water worden geworpen, dat de hond om de eend te bereiken, moet zwemmen. De valplaats dient zodanig te worden gekozen, dat de hond, vana de positie bij de voorjager, de eend kan zien liggen.

Tijdens het werpen van de eend wordt er een schot gelost. Werper en geweer blijven gedurende de hele proef op hun plaats staan. Het schot wordt afgegeven op het momentdat de eend op het hoogste punt is. De keurmeester zal de voorjager de plaats aanwijzen waar vandaan hij zijn hond moet uitzetten en waar naar toe de hond de eend moet brengen. Deze plaats zal zodanig worden gekozen dat zij ongeveer 3 meter, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, uit de waterkant ligt. De hond mag in opdracht van de keurmeester, na een seconde, nadat de eend

Proef F: Verloren apport te land.

De hond moet zonder halsband of rien, een in dichte dekking geworpen wilde eend apporteren. De werper dient vanaf een plaats, waar de hond hem niet kan zien, de eend te werpen, op een zodanige plaats, dat deze op ongeveer 40 meter van de plaats waar de hond wordt ingezet terechtkomt. De valplaats moet zodanig worden gekozen, dat voorjager en hond elkaar niet kunnen zien als de hond in de omgeving van het wild werkt.
Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet, dat de wind uit een richting komt, loodrecht op die, waarin de hond moet worden uitgestuurd. Zo enigszins mogelijk dient de inrichting van de proef zodanig te zijn dat voorjager en hond elkaar niet meer kunnen zien nadat de hond, gezien in de algemene richting van de valplaats, zich meer dan 5 meter van zijn voorjager heeft verwijderd. 

In geen geval mogen voorjager en hond elkaar kunnen zien als de hond binnen 10 meter van de valplaats werkt. De keurmeester zal de voorjager de plaats aanwijzen waar vandaan hij zijn hond moet inzetten en waar naar toe de hond de eend moet brengen. De voorjager mag deze plaats gedurende de gehele proef niet verlaten.  

Proef G: Markeerapport te land. 

De hond moet zonder halsband of riem een voor hem zichtbaar weggeworpen wilde eend apporteren. De werper dient loodrecht op de richting waarin de hond uit moet gaan, de eend, met een grote boog van zich weg te werpen, op een zodanige plaats, dat deze op ongeveer 60 meter van de hond terecht komt. 

De valplaats dient zodanig te worden gekozen dat de hond vanaf de positie bij de voorjager de eend kan zien liggen (bij voorkeur lage dekking). Nadat de voorjager de keurmeester te kennen heeft gegeven dat hij gereed is om de proef af te leggen, geeft de keurmeester geweer en werper een teken dat zij kunnen starten. Direct nadat door een officieel geweer, dat bij de werper staat, een schot is gelost wordt de eend geworpen. 

Werper en geweer blijven gedurende de gehele proef op hun plaats staan. Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet, dat de wind uit een richting komt, loodrecht op die, waarin de hond moet uitgaan. Werper en geweer dienen in dit geval benedenwinds van de valplaats te staan. Derhalve moet tegen de wind in geworpen worden. De voorjager mag vanaf het moment dat de hond is uitgezonden tot aan het moment dat deze de eend heeft opgenomen geen aanwijzingen of commando's geven. De keurmeester zal ongeveer 3 seconden nadat de eend is  gevallen eerst toestemming geven om de hond uit te zenden. Hij doet dit door de voorjager op de schouder te tikken.  

Proef H: Apport over diep water. 

De hond moet zonder halsband of riem, een aan de overzijde van een breed, diep water weggeworden wilde eend apporteren. Het water dient monimaal 10 meter en maximaal 40 meter breed te zijn en zo diep dat de hond, om de overkant te bereiken, moet zwemmen. De werper dient op een moment, dat de hond hem niet kan zien, de eend op een zodanige plaats te werpen, dat deze, afhankelijk van de breedte van het water en de geaardheid van het terrein minimaal 10 meter en maximaal 40 meter vanaf de kant van het water terechtkomt. De werper trekt zich terug op een zodanige plaats dat zijn aanwezigheid en zijn loopspoor op de grond zo weinig mogelijk stimuleren of belemmerend werken. 

De plaats waar de eend terechtkomt dient zodanig te worden gekozen dat de hond, vanaf de plaats waar hij uit het water komt, het wild niet kan zien liggen (tenminste zeer lage dekking). Bij voorkeur dient de proef zo te worden uitgezet dat de wind uit een richting komt, loodrecht op die waarin de hond over het water moet worden gestuurd. De keurmeester zal de voorjager de plaats aanwijzen waar vandaan hij zijn  

hond moet inzetten en waar naar toe de hond de eend moet brengen. Deze plaats zal zodanig worden gekozen dat hij ongeveer 3 meter uit de waterkant ligt. 

Proef I: Dirigeerproef te land. 

De hond word door de voorjager naar de valplaats van een stuk wild gedirigeerd. De voorjager krijgt van de keurmeester te hoten op welk punt hij de hond moet afstoppen voordat hij hem door mag sturen naar het wild. 

Proef J: Apport van verre loper over breed water. 

De hond moet een door een helper getrokken sleepspoor uitlopen en het aan het eind achtergelaten wild apporteren en terugbrengen naar de voorjager. De afstand van de sleep ligt tussen de 10 en de 300 meter, afhankelijk van de terrein omstandigheden. Tevens moeten er twee haken van 90 graden in zijn verwerkt. 

Jachthond worden ? 

Je moet een intensieve training volgen, examens afleggen, geen koudwatervrees hebben en niet te veel janken: 

JACHTHOND WORD JE NIET ZO MAAR